-
1 appuyer
appuyer [aapŵie.ee]1 steunen ⇒ leunen, rusten2 drukken♦voorbeelden:1 appuyer contre le mur • leunen, steunen tegen de muurII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:appuyer une affirmation sur de bons arguments • een bewering op goede argumenten baseren1. v1) steunen, leunen, rusten2) beklemtonen5) baseren6) ondersteunen7) drukken (op)2. s'appuyerv1) steunen (op), leunen (op) -
2 appuyer sur un fait
appuyer sur un fait
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский